donderdag 21 juni 2007

Te voet

uitgepompt sta je aan te schuiven, vier op een rij
milieubewust voltanken met hoogste octaan
is het woud dan reeds gekapt,voor fossielbrandstoffen
ééntje die net de gas komt aansluiten, veel billijker

het loopt de spuigaten uit, telkens kwijt een fortuin
rollen voor lust en plezier, naar de bakker en twee kratten bier
op de hoek geconfronteerd, net die eurocent goedkoper
wissel hem straks in, voor fiets en rolstoel

oliebaronnen met witte gewaden, pronken met kastelen
vadertje staat opcentiemen, het mes op onze kelen
openbaar wordt je vervoert van staak naar staak
graag gaan we snel, behalve het meterpeil

rijden doe ik nu, af en toe als het me zint
boodschappen laden, net boven die bak met goud
ik zoek een maatje kleiner als het kan
zo van weetje nog een twee peekaatje, en tankje vol


Werner

Ochtend zonder muziek

fluitconcert doet me 's ochtends dwalen
mussen, opgehoepeld voor stenen en beton
radio achtergrondmuziek niet te overtreffen
mag het wat luider, met merels en lijsters erbij

aanplanting burentuin, te laat beëindigd
zoektocht van gevleugelde, huppelend van zand naar gras
waterfontein doet hen nu smachten, dorstigen laven
muziek in vele facetten, ongegeneerd op tuinmeubilair

zien, doe ik ze steeds graag komen
hun kleurenpalet, dat dominantie onderscheid
poes sluipend door het hoge gras
veel te laat, voor bosduif, ekster paraat en gezwind

deuntje, serenades mijn ochtend twijfelen doen
stilte die overtreft, als ze zachtmoedig stilzwijgen
wetend dat ze nog vliegen kunnen
laat ze toch fluiten in alle toonaarden
en hun ochtendsymphonie achterlaten


Werner

's Zondags

monoloog zonder epiloog,
hoeft dezer dagen geen betoog
woordgebruik betaald per zin,
rekening wordt later gepresenteerd

borden behangen, gezichten vervangen
straatbeeld gecreëerd,trukken niet verleerd
feesttent in dorp en stad waardig, metershoog gevuld
spijzen, dranken en hopen geluld

moetens en democratie zetten ons kruisje neer
geëmancipeerd is het nu, gleuf in en uit één keer
bekende namen lonken, grof geschut wederom beschonken
sierlijke ongekende blondines aan elke arm wel één

kleurrijk hun stad in vol ornaat
elk bord op de hoek van de straat
we zijn het stilaan beu dat gezever
wordt het nu wederom echt stukken beter



Werner

Mag ik ook ( Antwerpen droomde)

mijn droom waar ik steeds achter gezocht heb
tussen fladderen en vliegen zie ik afkomend
dat wat komen zal, met of zonder glimlach
tussen voorspoed en tegenslagen bekijkend
dat wat ik steeds opzij duwde en negeerde

mijn droom bevond zich ergens in de schemerzone
gehaast dat mijn leventje werd, vastroesten kon niet meer
ouder wordend, met een jong hart sta ik bijna nimmer stil
dromen passeren nu, tussen opstaan en slapengaan
net voor ik de wijde wereld bekeken heb met slapende ogen

mijn droom is net 20 jaar, gek dat het zo lopen kon
want hiervan had ik nooit gedroomd
mijn zijde wordt gestaafd met een hart dat me liefheeft
onze dromen zijn geen bedrog geweest, realiteit heeft gezegevierd
knuffel hier, kusje daar, het is nog steeds liefde weliswaar

mijn droom, die men afschreef voor ik aan dromen begon
ongelijk moet de droom krijgen, vele jaartjes reeds
met bevende hand in hand gaan we verder, als het dromen belieft
doch realiteit wordt getoetst aan het wakker worden
met een deuk in de rug, kramp in het been, pijnscheut in de voet

ach laat me eens gewoon dromen
zoals elke sterveling betaamt
zo van vrede op aarde, eten voor de mensheid
gezonder leven, denken en helpende hand aan mensdom
zo van net naast je deur, die je nooit aanspreekt

dromen laat me, op mijn wijze gratie leren kennen


Werner

Platten Tuup

al sissend, begon een dag van tegenslagen
tussen palen en stoepen wringend mijn hele bestaan
net ontwijkend dat spuug, ijsje en hondendrol
wrijf handen tezamen, net als ze gewassen zijn

doordacht bekijken wat wegsmeten wordt, waar en hoe
scherpe kanten, blinkende blikjes, ijzer van alle allooi
geduimd zijn de spijkers die ik nooit op de kop wil raken
het kost mij, arm en been, gezweet, bloed aan de vingers

dan staat ze daar, me aankijkend met uitgerookte blik
rokend vliegt haar vuurstompel, net tussen voor en achterwiel
weggesmolten werden regengroeven, kaal als biljartballen
neervallend je achterwerk, zo net op de ronde hoek

wil je neervlijen, daar waar mijn handen tot rust komen
alle kleuren zijn toegelaten, alleen grijs heeft voorrang
geen sneeuwketting kan mij bekoren, kilte bevriest toppen
rij waar ik kijken wil, sta waar ik niets zie en lopen zal
waar mijn leven verder bolt, als ik niet plat sta



Werner

Ochtendhumeurtje

bij ochtendgloren pruttelt de dag
vers in een tas van wakker wordende ogen
uitgeperst als glimmende bergappelsienen
samengevloeid tussen voorpagina en sport

met aan de zijkant twee sneetjes lichtbruin
voor het glaasje koeiennat dat vol binnenloopt
als nieuws mijn wezen teneerslaat net voor achten
pas dan bekijk ik maneschijn die daglicht verraadt

voor dauwdruppels het gras raken kunnen
stilletjes geeuwend terwijl ik de laatste slok sippend wegwerk
mijn tasje humeur welk ik elke morgen genieten zal
groot is het nooit maar volgegoten elke dag weer


Werner

Nog even

schaduw navolgend
schreden zettend
ballast ontdaan
vrijheid teruggenomen
moordende cellen
statig hoofddeksel
kortbeschoren leven
stralend uitzien
zonder zonnestralen
kort mijmerend
levensvreugde wegflitsend
laatste levenswandel
kankerende wereld
tranen opgespaard
afscheid onaangekondigd


Werner

Leren

tussen lid en naamwoord
word ik zelfstandig geplaatst
zonder bijvoeglijkheden heb ik het gemaakt
met noemvorm tussen heden en verleden

bijvoeglijk was mijn oorzaak
toen het onderwerp in zinsdelen
gevolg gaf aan het vragenuurtje
sleutelwoorden waren zoek in mijn werkschrift

tegenwoordige tijd zoek ik dikwijls
het antwoord dat treffend geplaatst wordt
cursief gebracht zoekt het dictee zijn weg
met hoofd en kleine letters neergevleid
tussen voor en achtervoegsel, met punt op het einde

allemaal antwoorden die ik niet thuis brengen kon
toetsenperiode was aangebroken, met resoluut gevolg
geen letter stond nog rechtop, pen lag naast mijn schrift
ik gaf zoonlief het laatste voordeel van de twijfel

zelfstandige uitspraak kwam aan bod
'ik ken mijn les'


Werner & Matthias

Lichaamstaal

aanhoor het stilstaan van mijn hart
hou vast de zucht die me ademen doet
verfijn de taal van ons liefkozen
omarm boezem die je leven schenkt

aanschouw blik die niet afgewend wordt
liefkoos lippen welke kracht ontnemen
bewandel paden doornvrij zonder lijden
proef woorden die je mond versmaden

minacht nooit het genot van strelen
beadem huidporiën als lichamen elkander raken
zwicht nooit onder liefde van ballast ontdaan
rijk me je ganse lichaam opdat ik leven zal


Werner

Lopen

ben wezen lopen vandaag
drie kwart uur rond mijn klok
zicht en verstand op nul, rennen maar
zo hard ik kon, over straten en pleinen

vanachter in mijn hoofd zat een doel
zelfs heuvels beklimmen in stevige tred
hoe ver stond die heuvel wel, gegrift in mijn verstand
ademnood moest ik zoeken bij beklimmen van
het leek wel of ik nimmer boven geraken zou

spieren die zijn, doch niet meer wetend zijn
hoe ze werken moesten om men lichaam verder te rennen dragen
springen en huppelen, zelfs koord had ik bij
niemand die me stoppen kon
harder en harder met wind in de rug

uitgeraasd en wandelen was het eindpunt
mijn hart en benen voelden als lood gedragen
ik heb nogmaals gerend van hier naar hemelsblauw
ogen maakte de dag wakker, uitgerend moe en voldaan
kon ik nu alleen nog maar rechtstaan


Werner

Mijn bestaan

plaats waar kleuren stoppen met bestaan
waar zwart, wit niet kennen wil
grijsgrauw heeft de boventoon, nog net
tranende stenen staat netjes op een rij

hier en daar die grote bloemenweelde
waar nog levende hen van kennen
meestal eenzaamheid, zakdoek in de hand
wandelen tussen namen, foto af en toe

plaats met mijn afwezigheid, doen uit fatsoen
herinnering en taferelen hartrakend
plaatjes zijn nu in, twintig bij twintig
net ruimte voor urnen, en zeggen wie je bent

aan de ingang "helpen dragen mevrouw"
met potten van eerbetoon in alle kleuren
nogmaals afscheid nemend, tegenover marmeren tablet
liefste mama, papa, oma, opa, tantes en ooms

dragen doe ik jullie, rozengeurenkleuren in mijn hart
zwaarder dan welke steen ooit


Werner

Kleurendag

straten verkleuren in goudgele bruine tinten
herfstpalet dat zich beschilderd ongemoeid
enkel wind laat zich in met takken halfleeg
einde seizoenbloeiers fleuren wat nog kan

afgereden laatste keer, gazon op driekwart hoog
tuingerei geborgen tot lentezon arriveert
nachtelijke vorstvoetjes worden afgeschermd
met krant, riet, en bubbelbellenplastic

maanlicht vervoegd de ochtendstond
zeggend, mijn plaats, daar waar dauw liggen zal
verwarming aanslaand, net dat graadje meer
privilege, open haard die knus genieten doet

straatlantaarn knipoogt tegen avondschemering
seizoen dat sommige minachten,
doch charmerijk in vele facetten
trui en dikke jas zoeken hun weg
naar kapstok in de hal
zien deed ik driekwart maan,
mijn herfstdag kon niet meer stuk


Werner

Boekje van ons

opgeruimd staat netjes, zegt boekdelen over een mens
zag ik tussen alle papierwerk een klein rood geval
nee niet dat van Mao, dit was van korterbij
het had zoiets van déjà vu, maar dan even geleden

ik zette bril paraat, en leesde kordaat
trouwboekje van, en toen had ik slappe lach
vlotjes gelezen, tot instructies toe
ben ik overgegaan tot klasseren,
van het boekje van onszelf, en dat van moemoe

eerst dit kleinood, vertikaal met lintje hangend
waren het bladzijden met kinderen te vullen
men had vele jaren eerder, mij erop moeten wijzen
wat een onbegonnen werk
nu ben ik ouder maar echt niet veel wijzer


Werner

Zittend bedankt

dagen tegemoet van sfeer en rode gloed
van ontvangen en geven, principes opzij
tafelen met velen, of eenzaam toekijken
wereldschokkend worden huiskamers gevuld

nietszeggend schuif ik aan tafel
bord laten vullen, en afpeuzelen daags nadien
broden delen, wijnen schenken uit een fles
zitten deed hij dan reeds jaren, maar zien deed geen mens

kinderen maatschappijbewust gedumpt, op stads grootste plein
tussen containers van weldoenerij, sociaal niet bewust
iedereen wandelde verder, doch hij had fatsoen
met hand uitreikend en versleten jas, bood hij warmte

men zegge wat geef ik erom
het moest je kind maar wezen, hart gescheurd
verstand verloren in haast en drank
daar was het hem niet om te doen

men gooit nog steeds geld met feestdagen
en wandelt verder



Werner

Nederlaag

boeken en boeken, romans en strippen
in alle hoeken stapels, papier ruikend
naar denne en eikenbomen, plastic zakken vol
dikke, dunne verhalen van sagen en liefdes

mensen met hopen, die bomen omkopen
handtekeningen met bierglas in het ander
lezen op de grond, waar groten stonden
hun verhalen vertellen, tegen pers van alhier

verdrongen door massa's tegen pilaren woorden
witte bladeren zoekend, naar inkt en vingers om te keren
honderdduizend onbekende gezichten die net
"mijn boek niet hebben gekocht"


Werner

Ritueel

afwachtend bekijk ik vrienden om me heen
avonden killer, maneschijn verdwijnt tussen sluiers
van herfstromantiek en koude voeten
net nog geen vorst aan mijn tenen in sokken van Noren

lang heb ik niet meer te gaan, kortwieken is mijn lot
mijn bestaan is hangende, aan een prijskaartje
wordt weldra afgezaagd, doch in schoonheid zal ik pronken
met of zonder ballen, geslingerd en versierd,
kerststal uit schijnheiligheid verdoken weggezet

mensheid gaat wederom snoeien, natuurlijk fatsoen
vloeken tegen naalden, kostprijs, en cadeaus om hem te vullen
nagemaakt onvermurwbaar, eeuwigheid gedoemd
ruiken zie ik je elk jaar zo graag
een meter negentig graag, zilver en kerstfestijn


Werner

Douleur



Mon corps est accablé,
il n'y a pas que la douleur d'aujourd'hui
mais aussi celle de demain
Partout je t'emporte en traînant avec moi
je fais même trembler la terre.

Pourquoi t'es passé chez moi
je ne te l'ai jamais demandé
quand-même tu m'apprends des choses
en tombant puis me levant
jour après jour

Ma douleur peut exister
mais que font les gens
qui ne savent pas parler
pleurent-ils à larmes chaudes


Werner

Dag tot Nimmer




me ten grave dragen kunnen ze nog doen
vraag niet veel meer dan respect, beetje fatsoen
liefst in jeans, stropdassen en hoge hoed komt niet van pas
geweten had ik reeds, mijn rekening betaald het leegste glas

grijze stenen zie ik reeds staan, alle maten van mensen
'k hoeft niet veel bekijks te hebben, geen ornamenten aan mijn lijf
liefst met weinig allures, enkel mijn naam in dichtvorm is wat ik vraag
opschrift zegt meestal meer, dan het vermoeden van meeste mens

liggen zou ik graag de vierde rij, van links te beginnen
zowat halverwege, tussen, Luc en Johan die Els nooit gekend hebben
geen bloemen aan mijn voeten, dat onderhouden is een sleur
ik zie mijn naaste liever komen, met glimlach en liefdevolle blikken

geen mannen met pakken op maat, niet Clouseau om af te sluiten
graag had ik een feest, om te vieren van wat ik ben geweest
mijn glimlach apart als hij was, soms norse aanwezigheid
kwinkslag met momenten

het ga jullie goed, 'k weet, het was kort
maar dit was mijn volle leven, het is nu opgehouden
zoals de laatste inkt mijn woorden neerzette in



Werner

Heb ik wat gemist

ben ik te vrezen wanneer mijn aanslagen
op het klavier zich manifesteren
gewoonte getrouw is notaboek bijdehands
wil niets vergeten wat zo belangrijk was

gelezen tussen kopstukken en weerbericht
staat jaaroverzicht wederom volledig gezet
kan niet laten, mijn blik te werpen op pijn
wanneer wereld op zijn kop staat lust ik hem rauw
zo van, laat maar komen met die jaarlijkse sleur

uitgekozene foto's en weldoenerij slaan munt
op achtergrond schrijnende beelden miserie alom
net dat plukje glimlach dat me hoop geeft
zet me aan tot lachen, ja zelfs buikdiep

met allures staan sterren ge- en beschreven
hun kinderen die even groot zijn als neefjes welgekend
mag het ietsje meer zijn, nu 'k net mijn lottoformulier vergat
broeksriem wordt aangetrokken, voor feesten binnenkort

zetten even alle zorgen wijselijk op zijn kant
geloven dat wereld, nog wordt geprezen en niet vermoord
tussen Pullitzer en Nobelprijs zijn vele tinten grijs
woorden en foto's van wereldgebeuren maken geschiedenis

niet te vergeten, mijn trip naar het Kruidvat voor
mijn plaatjes die door geen ziel worden bekeken
laat staan in een zin beschreven


Werner

Overgebleven

respect zoek, tussen marmer keihard
urnen gevuld met levenslopen
neergeslaan zoals übermenschen ooit deden
bezielingen onvatbaar, waar realiteit stilstaat
zinderingen bij hen die missen moeten
chrysanten uitgebloeid, zoals hun verstand
rijen na elkander van wat geweest is
kinderen genoemd, volwassen daden
vernielzucht hardhandig geteelt
hebben we dit onze kinderen aangeleerd
rechtzetten kan niet meer


Werner

Jasper

liggend in een dorp, Essen was de naam
neergezet zonder blikken die omkijken konden
men keuvelde verder op perron vier
passagiers die de ochtendspits niet missen wilde
een kind met weinig leven vandoen was laat

ten lande vraagt men om zijn leven en welbehagen
niet wetend hoe, maar kindbewust,
zoekt men heil om zijn ziel te redden
zelfs zeven dagen had een almachtige nodig
dit leven werd omgedraaid in minder

Jasper zult gij heten, verder zal je leven gaan
de wereld rondom je, blijft niet onbewogen
oma en bijstand zullen je leven bepalen
vragen rijzen nu het hoofd
wie zal je meter of peter zijn want
mama en papa die zijn zoek op perron vier
zowat kwart na zeven



Werner

Zitten

haar lippen roodgekleurd als kersenzoet
naast me zittend, parkbank even gedeeld
lichaamsgeur geparfumeerd, kijkend op oneindig
gevormd als lotusbloem, paradijsvogel tipt kleuren

mezelf doorprikkend staren, vurig ogenblik
emoties meeslepend, handen, vingers kruisend
schaarse kleding, wenkt menig passant
tandenknarsend nadenken, zitten blijven

wandelen gaan, glimlachend genoten
terugblikkend, strompelend over eigen voetstappen
momentopname verdween, zonneschijn geelgoud
in het park, de bank was van hout


Werner

Ooms en Tantes

ooms en tantes je zou ze soms verwensen
zoiets doe je lieve mensen niet aan
maar telkens dat geslabber heen en weer
houden doen ze, van je dichtknijpen helemaal

dat maandelijks bezoek, meestal niet achter de hoek
uren in de wagen, hopend op korte visites
meestal is het gebak, potje koffie, slappe thee
broodjes van de ochtend, taaie schoenzolen van welleer

ze zijn zo lief kleine dreumes
een zakcent als het kan, net geen euro ten spijt
stilletje op de bank luisterend naar eeuwenoude verhalen
het zijn soms van die lange, die langer worden met jaren

oom en tantes, ik zie er reeds jaren geen meer
afscheid heb ik reeds genomen,
met die kus in gedachte
missen die stevige hand, van oom, een kus van respect
die slebber van een lieve tante
je kopje liefde warm gezet


Werner

Snelheidstrein

ochtenssluimer, net een volle maan dag zegt
opgestaan plenzende ochtendradio, kanaal Ukkel
afgezet, voor de klok zes vijfentwintig luidde
slaap weggewreven, uitgerokken op mijn smalst

gekapt, gekleed, zou anders naaktjes aanvoelen
neerdalend, eigen roetsjbaan zonder bijbetalen
krant die morgend zegt, poes die verwelkomt
bruine sneden belegd, fruit uit zomerse dagen

tijd strijdt voorbij op de klok die mijn rechteroog vasthoudt
gevlogen vrouw en kinderkus, die tot weerziens zeggen
doorgereden, tijdig spits vermeden net geen oranje
waaiend tussen bladeren, fietsers en morgenstond

bergen werk opzijgezet om te concluderen
wat de briefwisseling van maandag bezielt
tussen telefoongesprek en kopieertoestand, pauze
tot mijn pensioen heel deze trammelant


Werner

Geboorte



zonnig en zomers was mijn eerste dag
ontluikend waren zijn eerste woorden
met vallen en opstaan, en struikelen onderweg
bereikte de eerste letters het scherm

geen beschuit met muisjes, nog suikerbonen of zoet
gezwoeg met kleuren zoals dat schilderspalet
wat oogt voor vriend en vijand
is voor menig mens een streling bij het lezen

doch hier werd mijn kind geboren
eerst speels, dan ernstig voor lezers alom
blijvend zoeken naar schoonheidsfoutjes
tussen jaren geschrijf
mag ik erbij horen,
stille glimlach die alles aanschouwd



Werner

Afvallend

elke ochtend straten vol met zakken
blauw en wit en grijze nu en dan
witte, oranje pakken
die mensen hun bestaan oprapen

de alom gekende karren, verkeer hinderend
met een reukje gepasseerd
snauwend naar plastic dat scheurt
ritueel, van stoep naar huis en omgekeerd

dagelijks dragen ze de maatschappij in handen
fier op de letter A, die pronkt op hun borst
weggeveegd alle resten die we niet willen zien
half acht, drie zakken wit één blauw

moet die groene doos nog buiten
of ligt jouw gereedschap ook netjes daarin



Werner

woensdag 20 juni 2007

Muziekdoos

mag ik je sluiten, jij doos van welbehagen
je gaf me een letterzet naast muziektoets
hoorde klanken, dialecten onbepaald
podium waar elk zijn meug kon doen

een aanloop van klankklare woorden
tussen rookpluimen met talent
kwam ik geletterden tegen
dichtvormen in al zijn facetten

dan weer geleund op een half wiel
kon men lachen met een haiku halfvol
tussen trekzak en mondorgel
vond ik woorden die bepalend werden

allegaartje personages hielden het fort
met elke keer in aanslag pen en klipbord
men was niet groots, maar beluisterd
applaus en lof, Muziekdoos het ga je beter



Werner

Zwart Goud

liggend onder het stapeltje vier bij elkaar
niet dat ik je apart vind, je hebt een eigen kleurtje
ik hou van je vormen en heuveltje nu en dan
niet van je lotgenoten, me wanhopig reeds aankijkend

zo ben je te versmaden, maar dan wel eerst uitgekleed
ik leg je jasje netjes aan de kant, proef die eerst hap
sommige mensen kunnen niet je charmes waarderen
ze weten de finesse niet te appreciëren

nu en dan een goud kleurtje nootjes aan je zijde
een afrodisiaca zou je zijn, tussen Verkade en Côte d'Or
was het koetjesreepjes, Perrette, dat naampje uit je brooddoos
hap nu en dan nog in dat reepje melk, en toch zwart als je bent

lopend langs mondhoeken veeg ik je bittere zoete smaak
puur zwarte chocoladerepen, zonder kleurstoffen
en zonder iemand die zegt " stop" het is hemels, wil je delen
dan smelt het zachtjes weg en geniet je verder dat laatste blokje


Werner

Bagage

bagage dragen, zware vakantie
met zon en gedonder
je armen voelen zwaar, je geest nog zwaarder
je leeft nog, je bent niet vermist
schouders worden zwaarder
kan ik die nog lang dragen
bagage aan de hand of in het hart
vakantie, bagage, Tsunami,
geen spijt maar tranen
naar een vakantieplaats
voor even, of altijd


Werner

Omkijken

nimmer voorbijgestreefd zie ik passeren
beloftes, van jaarlijkse trouw
foto's, verhalen, van dat, wat is geweest
pijn en smart, ons levensjaar getart

van politiekers tot de kleine man
hun namen worden uitgesmeerd uit de grote pan
aan de zijkant, net dat vleugje humor nog
wat ons glimlachen doet, verder laat gaan

verlies,weemoed en oorlogen, jaar van de onschuldige mens
massamoordenaar die net gehangen is
naast een dame die een tram niet komen zag
fietser die op zijn weg was en nooit zal aankomen

instructies van vuurwerk, welk slachtoffers maken zal
als de beurs net zijn pieken heeft bereikt
kijkt ons land om naar een bewogen jaar
en ik, ik lees verder en schrijf mijn pen
verder leeg

soms blauw, dit jaar veel rood
druppelsgewijs van niet meer zijn en heengegaan
die onschuldige, ze waren met zovelen


Werner

Bompa



Hey pa, ja bompa


ons jaren gegeven, doch dit was een start in mineur
was het genoeg geweest en wilde je afscheid nemen
of wilde je geen zucht meer laten, behalve die laatste

dan lag je daar plots, en stonden je twaalf kinderen aan je zijde
schoonzonen en dochters,kleinkinderen en achterklein
je hebt een vol leven meegemaakt wat ik niet verwoorden kan
levenslang gewerkt, van 's ochtends tot de nacht

van schrobbe in de tobbe, tot machines dag en nacht
afwas waar geen machine hoefde
netjes op een rij, van klein naar groot
tot elk van je kinderen zijn bedje of huisje had gevonden

hard was het jouwe, daar had je geen schrik van
ging voor alleen door het vuur, elke dag op elk uur
doch je glas had je graag gevuld, dan weer halfleeg
de jaren dat ik je kende, was ik bevoordeeld
ik was Bruno wie dat ooit mogen gewezen zijn

mijn pa is er reeds jaren niet meer, je had ook een stoere hand
je had een levensvisie waar weinigen aan konden roeren
je hield het schip steeds op een vaste koers
met hart en hand zoals jij dat alleen kon

nu en dan je stem verheven, zelden dat het was
een blik en men luisterde stilzwijgend
nu zijn je ogen gesloten, en slaap je zacht
we gaan je allen missen

en ik, twee keer een pa en bompa



Werner

Vaarwel

nu begrijp ik tijd en zijn kostbare prijs
kort dat het leven is, verwoord men in één pagina
met een knipoog, tranend of niet, zeg je vaarwel
het leven voorbij vliegend, hard of anders
een zucht van mensen kijken je aan
wegwaaiend, herboren stof van mensheid
uren gepasseerd, na het eten lacht men weer


Werner

Rust

drie planken dwars, onder en boven
grasgroen mos dat elke zijde bestrijkt
ingekerfd hart en naam, zielen verwant

zonnestralen zetten je neer zonder aarzelen
eenzaam en alleen in het park
aparte vriend om je uit te rusten


Werner

Opnieuw

zacht roeren mijn laatste tranen
een nog te schrijven gedicht zonder titel
blad dat nu eens zo breed is om te vullen
met woorden welke nu vooruit geschreven worden

te lang bewandeld, de met pijn gevulde levensweg
zoektocht naar die straten en woordenboek
nu schrijft griffel en veder anders gebekt
dichter die letterloos zijn schrijfweg aanvat



Werner

Long...

zijn laatste noten heeft hij gezongen
met dat vleugje mannenliefde
keet schoppen, maatschappijkritiekaster
je kon het niet laten te verwoorden

gezongen op zijn langst, die ongesproken liefde
met cachet en flair, deed je het met iedereen
je uitte een denken en laten, zo groot je was
ik hoorde je tonen, naast een margrietje

op planken, scherm, ja zelfs het witte doek
je was geen watje, carrière is wat je neerzette
een oeuvre dat te bezingen is, met Nederlandse groten
jouw prijzen zijn verdiend, op aarde en verder

liedjes zal me nu weer draaien, nu je noten hemelszuiver zijn
van "Homo Sapiens" tot "Levenslang", "Uit liefde en respect"
"Dat Hele Verschil" is wat jou maakte tot mens
muziek je leven, nu ook verder in engelenkoren
waar jij de hoogste noot zal aanzetten



Werner


Hij was een groot mens in taal en zang

Hete plaat

laatste druppel van wereldse oceanen
leeggepompt door mensheid en vooruitgang
lopende kranen door verdorde landen
uitgeputte rivieren welke snakken naar leven

kinderen die nooit meer pootje zullen baden
visserssloepen welke aangemeerd zullen blijven
zalm aan zijn laatste tocht, behalve zijn kuit
walvissen die toch met water vergaan zullen

laat de zwembaden en douche lopen
als regenwouden gemaaid worden als, pas gezaaid gazon
met die timer op het bewateringssysteem
straks verzetten, met de oliebesparende zomertijd

zand en zoutvlaktes die werelddelen worden
onmenselijk onwetendheid met onbedachtzaamheid
doorgaand als het laatste glas gevuld zal zijn

gaat men dan ook actie voeren
Eerste Wereld 11.11.11


Werner

Reflectie

badkamerspiegel in het ochtendgloren
aanschouw me doorheen de jaren
je zag reeds vele plooien ontstaan
schoonheid die niet is te evenaren

telkens onderga je gestaag dat ritueel
potje links, reukje rechts, tandpasta zonder dop
stillaan hangende momenten, ook jouw krakelering
doet mijn lichaam nadenken hoe mooi ik was

mogen lenden en torso je blijven aanschouwen
zijn het jaren welke jou en mij doen evenaren
poseer nog net ongeschoren, met slapende blik
jij weerspiegelt mijn ego, opgestaan telkens weer



Werner

Stilte

geknars van pijnbomen
omringd door stilte
van neerdwarrelende zaden

zonnestralen welke lentegezang
laten ontwaken
knoppen ontluikend
geuren van hars en magnolia's

tranquiliteit onverzoenbaar
met vibraties van takken die ruisend
elkander met blad weer ontwaken

merel,kraai en vink knipoogt
mijn zonnig moment weergalmend
van rust eenmaal niet gestoort



Werner

Vers Geschild



heb ik jou eerst moeten ontdoen van alle lagen schroom
noem het schoonheid dan wel oprecht, steeds weggecijferd
vel na vel afgelegd, hopend dat men kon zien
wat realiteit in jouw mens zijn, aanschouwen laat

gesard met je omhulsel dat niet te ontrafelen viel
je hebt dan wel een hart en zinnen, op laten zien gezet
maar mensheid benutte nooit dat moment, dat woord, die seconde
wanneer jij ontdaan van je buitenste laag, een schril contrast bracht

vers geschild, met zeemzoete liefdesonnetten die sterren raken
wanneer de stilte in elk mens zijn, minzaam ontwaakt
strofe na alinea, letter van elke zin in diezelfde ene snede
klokhuisje met en zonder zonden, aanschouw deze bühne
jouw zinnen komen hier neergestreken,

ja Vers Geschild



Werner

Kerselarenlaan

stil door de wind gewaaid
mijn jaarlijks kleurenfestijn
van maagdelijk wit tot oud roze
gejaagd met een briesje

laan met kerselaars, Japans zijn ze net niet
het geeft een odeur die niet te versmaden is
zo kort dat jij je schoonheid laat zien
statig en en telkens weer jouw pracht

ik hoor de buren reeds klagen, weer dat vegen
van bloesemblaadjes tot herfstvallend
maar genieten deel ik, mijn kerselarenlaan
waar niemand in de schaduw hoeft te staan


Werner

Hoogtij

goed weer, en het is prijs
ze wil gaan Carrefouren weet je wel, voor alle geld
zo lange rijen netjes alles naast elkaar
zoeken dat mooiste satéstokje, rood en groen

terras vol, wanneer je net uitrusten wou
uitgezakt in je zomerse stoel die net opgeblonken is
familie die je zo graag elke keer weer ziet
als de pils koud staat en mayonaise gedraaid

aperitief gaat vlotjes, net als Turks stokbrood
het scheelde eurocenten, maar de smaak is reuze
de lapjes vlees naast mijn papillotje met vis
geen rook zonder vuur op een onmenselijk uur

de wijn is half leef, net niet beschonken met gelach
de zon weerspiegelt op sla en tomaat
het laatst stukje wordt gebakken voor de fijnproevers
zomerweer het brengt wat teweeg op zaterdag zonneschijn inclusief

maar dat Carrefouren, daar heb ik zo'n hekel aan
dat schuiven aan die kas


Werner

Annick

Waanzin der lafheid


Annick je was te jong
de zoveelste te jong
je leven werd uitdooft als het schitteren zou

in een jeugdig leven met glimlach en opgroeien
in een ongekende maatschappij
wederom een wereld verloren in razernij

wit zijn de marsen der onmacht en geweldloosheid
smeekbedes aanhoort en op zijn tippen loopt een land
zullen je vrienden nu alleen fietsen gaan
of rij je op het jagerspad der hemelen
verlicht met kaarsen aan elke zijde

ouders die een kind moeten afstaan aan moord
is niet zo snel verwoord

slaap zacht
rust eeuwig


Werner

10 juni

lentewind door de haren gestreeld
zonnestraal die verwaterd bij elke blik
majestueuze bomen schuin aan de beek
horizonten met wolken en donker

bloemen geurend en goed gevoel
scharnieren vet gesmeerd voor kiesportaal
verliezers en gekozenen de kaart is vaalwit
staan we wederom te wachten in rijen dik

de debatten,en hun verhaal zonder inhoud
moraal van zonnige dagen tegemoet
het is stemmen omdat het moet, ofdat we mogen


Werner

Dromen

mijn droom waar ik steeds achter gezocht heb
tussen fladderen en vliegen zie ik afkomend
dat wat komen zal, met of zonder glimlach
tussen voorspoed en tegenslagen bekijkend
dat wat ik steeds opzij duwde en negeerde

mijn droom bevond zich ergens in de schemerzone
gehaast dat mijn leventje werd, vastroesten kon niet meer
ouder wordend, met een jong hart sta in bijna nimmer stil
dromen passeren nu, tussen opstaan en slapengaan
net voor ik de wijde wereld bekeken heb met slapende ogen

mijn droom is net tinwtig jaar, gek dat het zo lopen kon
want hiervan had ik nooit gedroomd
mijn zijde wordt gestaafd met een hart dat me liefheeft
onze dromen zijn geen bedrog geweest, realiteit heeft gezegevierd
knuffel hier, kusje daar, het is nog steeds liefde weliswaar

mijn droom, die men afschreef voor ik aan dromen begon
ongelijk moet de droom krijgen, vele jaartjes reeds
met bevende hand in hand gaan we verder, als het dromen belieft
doch realiteit wordt getoetst aan het wakker worden
met een deuk in de rug, kramp in het been, pijnscheut in de voet

ach laat me eens gewoon dromen,
zoals elke sterveling betaamt
zo van vrede op aarde, eten voor de mensheid
gezonder leven, denken en helpende hand aan mensdom
zo van net naast je deur, die je nooit aanspreekt
dromen laat me, op mijn wijze gratie leren kennen


Werner

Momentopname

krijgen wil ik je doen
door nachten bereiden
lenden en borsten besteigen
vingeren voelend en proeven
liefdessappen ongenaakt versmaden

plooien ontdekken, geneugden opwekken
vlees aan vlees, uitgedaagd libido verslaan
rechtopstaand als een paal, zonder verhaal
terneergeslagen met kwartierslag
adem vragend

waar vreemden nooit geraakten
voelden onze torso's, borsten tepelhoogtes
emoties versmelten als lente en zomerstralen
enkel nog losgeraken, verstrengelde eeuwige liefde

liefdeswoorden snoeren lippen, ademnood nabij
extase moment, omsluiten haar lippen mannelijkheid
voldane lichamen uitgeperst, zwaartekracht overnemend
symbiose voor altijd


Werner

Een dikke

vaak zoek ik dat klein stukje, genaamd geluk
alle hoeken van mijn stulpje zijn uitgeveegd
tussen zomer en winterkledij, sandalen en stappers
onder schabben, aan de kapstok, ja zelfs in dozen
waar spinrag en stof elkander minnekozen

nu echt gemeend, veel moest dat niet zijn
genoeg om de dag rond te komen, in winterse zonneschijn
het is voorwaar bepaald, doordacht, soms zo klein
streelt het mijn ego, niet dat ik zo ongelukkig zou zijn
het geeft een mens dat zachtmoedige zetje
voor verder te gaan, al is het soms geen pretje

het kan soms keren op een plaatsje nooit gedacht
net die blozende wang, verwoord als men glimlacht
je bestaan heeft meestal niet veel van doen
mag ik je houden, met je ongeschonden blazoen
dat kleine geluk, dat je gaf, in die eerste zoen


Werner

Moord

mams ik wil naar school toegaan
kan je daar veel leren, zoals grote mensen
over oorlogen, dinosauriërs, planeten en vrede
leer ik dan rekenen, tekenen, en kwadraten

ja, ik wil ook zo zijn, zoals grote slimme mensen
maar wat dan, als ik anders ben
van kleur, geloof, ideeën en verstand
voel ik me dan thuis tussen vrienden zonder naam

ik hoorde laatst nog over die MP3moord, van Joe je weet wel
moet ik dan schrik hebben, als ik net mijn sigaretje opsteek
en aan de kant word gezet, door grotere domme mensen
of kan ik rustig leren gaan,
van net voor negen tot de laatste bel

paps kan je het mij dan leren
omgaan met iedereen, zonder woorden met haat
heeft dat zoveel vandoen, vriendschap hebben
waarom moorden er op school nu kinderen,
daar hoort men toch te leren
over oorlogen, dinosauriërs en van die leuke dingen

dag Bart, ik zie je in de volgende klas
die van verdraagzaamheid en slimme mensen


Werner

En toch






ik zou willen wenen dagen aan een stuk
mijn hart en ziel doen soms pijn
ze hebben me teveel ontnomen
inclusief een deeltje van mijn geluk
pijn en smart staan hier apart
bekijk me niet zo gek
neen ik ben niet verward
daar hoeft geen haan meer over te kraaien
heb je me al gezien op die ladder
of het gras doen afmaaien
leuke dingen zijn herboren
zoals dat ene woordje
dat je fluistert in mijn oren
geen mens gaf ons die vijf cent
ons samenzijn was niet weggelegd
zo iemand is toch geen man
daar heb je miserie mee en ben je malcontent
we hebben ze wat laten zien
al deze jaren door onze ogen
en neen we lopen niet met het hoofd gebogen
doch jaren zijn nu gepasseerd
en menig ding heb ik geleerd
kijk wat er in mijn hartje vertoeft
neen ik kijk niet meer bedroefd
ik hou van kind en vrouw
onvoorwaardelijk en met heel veel trouw
mijn leven heeft betekenis
neen ik heb geen gemis
is er dan toch iemand die ons leventje leidt
wel ik kan hem vasthouden
voor goed en voor kwaad
maar wat ben ik wijzer als ik hem dingen verwijt

ik laat nu nog tranen
maar deze zijn nu van geluk
deze zijn fluweelzacht en smaken zelfs niet zout
ik weet nu verdomd goed dat er iemand
zielsveel van me houdt



Werner

Quelle fête


feest zou het zijn, met toeters en bellen
vooral bellen, omdat lente werd aangewakkerd
en winter verdreven naar zonniger oorden

maar hij was reeds groot, doch wou nog kinds vieren
tussen narren en stadsgekken werd gefeest
appelsienen zijn daar troef met gekke mutsen erbij

verdwaasde gekken die niet anders vieren konden
wilde moorden en maalde er niet om
ben je wit of zwart, carnaval zet een ander masker op
zoals het zwaard van Damocles hangend

wederom een jeugdige moord wachtend
leuk zijn hield op voor Yannick Amba-Bongelo

il y a le carnaval, un fois par anquatre-vingt mille fous
il était un jeune homme Congolais, dix-sept ans
dormez mon frère, ta vie était si courteque tu ne fêteras plus ici

mais danseras au paradis du ciel
il n'y a qu'un Binche au monde



Werner

Rust

'k hou niet van die regen en dat gedrup
'k zie liever lentestralen en bloemen vol geluk
'k hou van de zon die kracht zet op je wezen
'k steel af een toe de stilte van een kus met liefde geprezen
'k ben voor seizoenen welke mijn hart belonen met kleuren
'k hou meestal van bloemen en serene geuren
'k ben een mens van weinig woorden
'k hou van stilte in al zijn akkoorden



Werner

Zoektocht



woorden die zoeken tussen alinea's
welke gevoelens men kan laten wegdeinen
bij aanhef van elke strofe, iedere zin
gegrift op lichtblauwe lijnen, netjes de maat aangehouden

gerijmd al dan niet
immense boekentocht naar de graal der letteren
klankklare zinnen, epistels meestal beminnend
klinkers gepoot in aarde, glijdend langs kantlijnen

eeuwen reeds beschreven
spijkers zonder koppen, tot aanhangend hiërogliefen
beletterd over heengegane liefdes en gloriën
ik adem woorden, doch stil mijn potlooddorst

het gedicht der vergeten letters



Werner

Rimpelloos


Jarig opgestaan
jaren zijn me mild geweest

mijn snoetje nog even fris
zijn het kraaienpootjesof heb ik het mis

wensen doet men maar al te graag
weer datzelfde vandaag
er tegen aan een jaartje meer
mogen ze me nou zoenen
ja liefst een voor een, mevrouw of meneer


Werner

Metropool met gevolgen


haven metropool, prachtige stad van mij
met pleinen, en nieuwe aangelegde straten, al dan niet zonder architect
brug die komen zal, en Wapper een andere dimensie geven
rassen, die met schreden bevolken, welke onze naam ademt

cultuur, erfgoed dat opgeblonken wordt door tornado's, met andere kleur
zij het bladeren die afscheid genomen hadden van een late herfst
wanneer plantsoenen reeds lentebloesems laten ontwaken
ruiken doe ik elk buurt, als ik op mijn stappen terugkeer
jeugdherinneringen opzoeken gaan, net als alles is volgebouwd of niet

waar eens mijn frietkot stond, haal ik nu broodje kebab
malen doe ik er niet om, nieuwe generatie die geboren werd
assalèmoe âaleekoem, klink vreemd maar goedendag
tussen vrienden en iedereen
winkels en shops die rijzen uit den vreemde lande, ware het tijm en mirre
doch goud is nog steeds voor geprivilegieerde, die karaten wegen
tegenover Station Centraal

centrum heb ik gewoond tussen straatmadeliefjes en havenzangers
kroeg die voor alle rangen, een pils schenken kon
St. Jans, De Conink, Astrid en Rooseveltplein ze hadden geen geheimen
kende nacht en dag, welke alle mensen een rustplaats gunde

buurt, waar men eens nog kon genieten

Offerande, Dambrugge, St-Gummarusstraat, Jacob en Quinten-Matsijs
straten vol prachtige winkels, feest om in te vertoeven
uitstapje na een goed rapport, gewoon met vrienden
nu vol angst om slachtoffer te worden, van het ongekende

mijn stad overgenomen door mensen van andere rassen

op zich niet erg, maar waarom voel ik niet even mooi
De Gemeentestraat, ooit de straat van een klasse apart
nu gapende wonden, telefoonwinkels, verkrotting en leegstand
zo heeft ieder zijn eigen gevoel van mijn mooie Antwerpen

eens waren het zeelui die onze havenstad bevolkten, en dronken bij nachtval
nu openen ze winkels voor een vergeten drank en snuisterij
mijn stad is oord voor iedereen, met smaak en blikken die je aanprijzen kan
doch ik hou nog steeds van mijn friet, en bolleke rond
mijn stad daar hef ik mijn glas op, zeg ik schol in moedertaal

nu en dan bloed en schreit mijn hart

wat ooit zo gezellig was is nu alleen nog maar angst


Werner

Heel het jaar


wat zou Valentijn zijn, zonder de liefde tussen twee mensen
meer hoeft dat niet te zijn
als je het kan wensen

iemand graag zien en gezien worden hoort er vaak bij
geen hopen cadeaus, maar een kus die ik stelen mag
daarom elke dag van dit jaar
maak je geliefde blij zo lang het mag
een knuffel en denken aan op verliefdendag erbij


Werner

Omdat mijn kleur

slikken doe ik al jaren
blauw is de kleur, zoals hemels
verwenst en vervloekt, mijn lichaam dat roept
ben je er steeds, ja net die ene in mijn hand

wat was ik al die jaren zonder jouw bestaan
met pijn doordrenkt, daverend, doch geen ovatie
besteld zoals boterkoek, brood net om de hoek
gemarkeerd ben ik, verkleed in witte schort

dan lig je naast wit, groot en klein ook voor de pijn
maar je blijft mijn blauw waar ik van hou
och tegen mijn geest en wil, moet ik slikken verdomde pil
kijk soms hemelshoog naar blauw, dat lust ik liever

mijn kleurtje levenslang hemelsblauw


Werner

Vleugels uitgeslagen

kinderen verlaten geborgenheid en warmte
je geeft ze vrijheid met uitgestrekte armen
maar tegenhouden wil je nog meer
alles in deze wereld
maar aan mijn kind geen zeer



Werner

Kinderspel



kind op de hoek, in de bocht van de straat
speel je nog, met tol en koord en kattenkwaad
zijn de glazen knikkers, roodspiralend van groot naar klein
anders zijn het loden bikkels, kneukelhard vijf in een hand

spelenderwijs tollen, bollen, van step naar skateboard
krijt op de stoep dat weggespoeld wordt met zure regen
kan ik nog buiten spelen, tussen de auto's door
of moet ik hinkelen, net voor de deur tussen elastiek of koord

balspel is overbodig, dodelijk met momenten, strafschop moordend
voor de buis, achter de computer, gameboy, playstation in de hand
weggemoffelde zonnestralen, mama mag ik binnen spelen
tijden veranderen, kinderzoektocht spelenderwijs

plaats van welbehagen, kinderdagen weggenomen achterop de fiets
op de fiets of virtueel, waar zoekt papa mijn boomhut
door de straat van beton, lichtpalen en zeven takken groen
ritje naar de hoek van de straat, net achter de bocht
mama mag ik buiten spelen



Werner



Flaterend


dat ene moment welk nooit goed zal zijn
flaterend is het niet, als zoiets geschied
het komt op ongemakkelijke momenten
bij menig mens is het zonder klank of weergave

dan zijn er mensen zoals ik,
hoef geen bonen, neen echt dat lust ik niet
Aziatisch en gepeperde gerechten
maken het mij dan onaangenaam
concerto in mineur, B flat zou je zeggen

mijn broek wordt niet gescheurd
een bil gelicht en daar gaat het geschatter
rozengeur en lavendel,
bloemen die jij zelfs overheerst
wanneer die flatus zich manifesteert

laat een scheet mijn schat, flatus voor de welbedeelde
ruiken is niet vandoen, alhoewel zouden zij zoiets laten
weet je,zelfs daarvoor betalen mensen bij beter weten
de aalput zit net vol
geen half miljoen aan scheten



Werner

Afwachten

zou jij willen dwalen
in de straten der stateloze
land en ziel achtergelaten
voor een snede brood en lopend water

waar naam en geloof heilig zijn
iedere landgenoot geboren wordt
om te overleven met weiniger dan iets
tussen sloppenwijken en woestijnen

struinen op geplaveide straten en pleinen
zonder kogels en bommen markten gaan
je hand niet gespaard
bij het stelen van snoepgoed

kleuren van kaki en zwart,
bloemen doen verwelken
de geur van doden en ongemiste
zoekend naar mijn paspoort
het bewijs dat ik nog bestaande ben
Werner

dinsdag 19 juni 2007

Doe maar gewoon


'k heb goud, 'k heb zilver, 'k heb brons kijk meneer,
mijn medailles ze blinken zo hard

niemand kan zo hard lopen als ik
'k ben de beste loper van de wereld
zo fier al 'k ben, maar dat wist jij niet
'k geef je een pakkerd omdat je bent komen kijken

jij bent een toffe mens, maar mankeer jij soms iets
ja, mijn benen kunnen niet meer lopen zoals die van jou
mijn hart wil wel, doch loop jij maar voor mij
ik zal jouw glimlach bewonderen elke meter

stelen doe ik hem niet
jij mist niets, of toch, in leken hun ogen
spurt jij maar alle medailles bij elkaar
we zien elkander weder,
nog een knuffel als het mag

jouw glimlach laat zien hoe traag de wereld is
in begrijpen

Werner

Woordenspel


tussen vinger en duim ben ik je meester
doch ziel en hart word je gegeven bij elke aanzet
dan kan je rijmend, dichten, poëzie beamen
waar talmend woorden elkander opvolgen

niet haastend als het kan, deze vrijheid
heeft de mensheid eeuwen gevraagd
een mening, opinie, visie apart
zonder tegenspraak nooit meer verward

waar eens woorden werden doodgezwegen
worden nu fabels en gedichten verteld
boekenkasten en cd-roms vol
mensenlevens in overvloed besproken

woorden verbrand, staan nu heetgebakken klaar
bij nieuwe edities, geschreven door groot en klein
stilletjes sluipt mijn eigen pen in vele zinnen
is het dat woordenspel dat men kan beminnen



Werner

maandag 18 juni 2007

Hoe hoog



stil aan de hoek van de straat,
wordt nog met mondjesmaat gepraat
waar de venter zijn hotdogs te verslijten staat
rumoerig in het steegje waar net een mes een moord begaat
de taxichauffeur die omkijkt, zijn hoofddoek verteld zijn taalvaardigheid

gehaast wordt je er voorbijgereden, met limousines en koerierdiensten
kostuums zijn nog steeds op maat gemaakt,
net van die dure winkel op 5th en second
aanschouwend kortgerokte dame die net buitenkomt,
met krullenhond, gelakte nagels
aan de kant zittend, welvaartstaat,
met bordje eten graag of een dollarcent

betonnen pilaren die met staal versmolten zijn,
versiert met glazen omhulsels
vanuit honderdhoog bekijk je de stad,
liften roetsjen op en neer
zittend in zijn glazen kantoortje
bekijkt hij een metropool die nooit dezelfde zijn zal
een stevige borrel, miljardencontract bij de hand,
en dan die zucht, dat moment

wat eens Manhattan skyline was is niet meer, voor velen in stof vergaan
duizenden zijn ongekend en zijn assen waaruit de nieuwe stad zal ontstaan na vijf lange jaren
hoe hoog moeten ze worden om verstand te laten bezinnen,
een trap minder als het kan
gedateerd ben je voor eeuwig, gegrift sta je in mijn netvlies,
als een stofwolk die de woestijn verlaat

Nine, Eleven



Werner

Kunstgroep Argus





Argus een kunstgroep waar ik
kunst in al zijn facetten heb leren waarderen

Hier kan je even rondneuzen

Ik stel mijn gedichten en poëzie hier ook tentoon

Witgoed

een shot mijn god is alles wat ik nog vraag
tumulte wereld slaagt een hemelse kreet
neergestreken in je parelmoeren kasten
huizen zonder muizenissen ik in het ongewisse
voor een handvol eurodollars wordt gedeald

cocablad, wiet, verdund gesneden ziel opengereten
minzaam toekijkend, wijkagent die geen mens meer kent
heroïne, clandestiene levens, uit elkaar gescheurd

een miljoen van die poen, tussen de bananen en sigaren
neergestreken uit alle continenten, hardheid voor vele centen
kristalwit noemt het goedje van naaldpunt tot aderblauw
zetten doe ik je, achterblijvend wereld op zijn kop

je bent mijn shot realiteit en wezenlijk bestaan
ben je zo hard in de reële wereld dat mensen mij zelfs niet meer zien staan
genoten heb ik van je hemelse sferen, begonnen was het met één oogje toe te keren

als je mijn aderen binnensluipt en mij laat slapen
staat de wereld nog eens op zijn kop, ik hoef niet meer te denken
zweven doe ik tussen hemel en aarde
kort van stof en maagdelijke wit van kleur,
dit alles in één sleur



Werner

Routeplanner


hij is grijzer nu
ken hem reeds jaren
vroeger kwam ie binnen
kopje goed humeur reeds gezet

nu wordt zijn leven ingesnoerd
niets dat nog mag, glimlach is gratis
zijn tas weegt met de jaren door
doch een fiets is nu zijn maat

ik hoor stil tellen tot vijfenzestig
vakantiedagen kan hij niet aan
de geo-route bepaald zijn baan
en zelfs dat weegt door op zijn vingers en rug

ieders dag wordt niet gestart
als hij niet passeert met krant en rekening
nu met fluovestje en nog weinig zin
trapt hij de morgend tezamen
van spleet naar spleet



Werner

Just Words


pillow talk is the meaning of a good marriage
silence has the wisdom not knowing how much
shouting keeps friends and dogs away

learning is the steppingstone of our existence
caring and loving stops at gates of hate
morning holds sunrays of a day to be born

words cannot be erased by stupidity of mankind
feeling every breath that once spoke of friendship
try healing sentences ho are lost between letters
nights keep the bed a sleep on a pillow that never rest


Werner

Been

Staat in mijn nieuwe bundel.

Zoetebek

zo'n discussie van witte, bruine zelfs roze
van ik eerst en dan liefst het midden
dan zijn er nog staart en kopliefhebbers
lepelen als het mag, liefst ongezien

gaat reeds jaren mee, zelfs gekrakeleerd
ik lust dan weer stiekem graag
met de vinger aan de lepel
het laatste uit de pot
tafereel niet te versmaden

puddinkje drie kleuren graag
moeten we nog blazen
of wordt ie reeds geserveerd
een visje bruin van buiten
vier decennia lang


Werner

Steen

een weide vol met stenen
zo'n zestigjarige
staande en luidruchtige
houden noten van deze stenen
welke mens beluisterd de muzikale
decennia pruilende lippen
uit bomen vallende
eens zullen stenen vergaan
dan is het nog assen en gruis
op een ander deuntje


Werner

Ik ga niet graag


discussieer maar over ieders god
zoekend tussen boeken en letters
het jaartal van het onbevlekte moment
moeder Maria, is zij dan degene in filosofie

wat maakt het uit wie we aanbidden
op kerkstoel, of mat, thuis in rust
geheven hoofd, handen gevouwen,
open om te ontvangen manier van leven,
gepreveld in gebeden, aanhoort in luisteren

ben ik heidens als ik geen tempel betreed
houden aan waarden en eigen gedachtegoed
niet dezelfde woorden, maar in ongesproken letters
putten ik daar de kracht uit
om vreedzaam medemensen te leren kennen

Koran, Bijbel, Thora, Veda's leerstoelen
moeder en vaders hand zonder schroom
geloof in je eigen ik, en bid maar door
heb je dan reeds een plaatsje verdiend
voor rust of neerkijken op geloven
in al zijn facetten



Werner


Handje vol




vol heb ik jou het liefst
half leeg ben je ook niet te versmaden
kleur maakt je sierlijk
dan weer sensueel

vorm steunt je eenvoud
en behoedt zwaartekracht
stof, zet je aan de kant
gevoeliger als zijde en satijn

zonder, ben je vrij en natuurgetrouw
jij hebt er twee, vastgehaakt achterom
uitdagend dat je bent, voor iedere vent
toeverlaat bij hangende momenten


Werner