vrijdag 21 september 2007

Mijn achtertuin









het oorlogt in mijn achtertuin
tussen wat eens huizen waren
mijn palmboom laat zelfs tranen
stenen die vechten in kinderhanden

muren eeuwen dik en gelovig
zullen zij haat blijven dragen
of zal ik eens die duif met olijftak
zien neerstrijken in een oase

woorden doen ons strijden
van Jordaanoever tot Gholanhoogtes
nieuw beton en scheidingen
welke Jeruzalem daveren doen

zullen Allah en Abraham
zich neervlijen op het eerste tapijt
dat niet rood ziet, door mensenhanden
Sjalom, Vrede, Salam
als de wind blaast vanuit de mensenloze woestijn




Werner

Gezeten op de kant











tussen draperieën en sanseveria's
aanschouwde zij haar straat
zag elke stap en 's werelds gebeuren
met glimlach en krullers in haar laatste lokken

ze keek naar de stoep, die eens wit zag
van hinkelen en touwtje springen
tikkertje en loden bikkels die kneukels raakten
net zoals het balspel welk heden voor weekends is

haar zetel stond aan het raam
kopje troost en de buren begluren
haar leven was vol van alledaagse dingen
doch de stoep is niet meer

maatschappij bepaald, volgezet met borden
wat wel en niet meer kon in haar straat
ze reflecteerde vaak, liet nu en dan toch haar stem gelden
door het vensterraam net één hoog
ik en zij hielden van die straat die nooit meer zal zijn



Werner